Pleegoudervoogdij: wel of niet?

6% van alle pleegkinderen in Nederland hebben een pleegouder of pleegouders als voogd. Zij zijn hun wettelijke vertegenwoordiger(s) tot- dat ze achttien worden. Het pleegcontract, -vergoeding en –begeleiding blijven bestaan. Waarom kies je wel of waarom juist niet voor pleegoudervoogdij? Voor Binding – blad voor pleegouders – vroeg ik het twee pleegouders. Erik: ‘We willen de kinderen jaarlijks getouwtrek en de bijkomende spanning besparen.’

Pleegoudervoogdij: ja

Erik heeft samen
 met zijn vrouw de voog
dij over twee zusjes van 5 en
7 jaar. ‘De kinderen stonden onder toezicht (OTS) van Bureau Jeugdzorg. De kinderrechter beslist dan jaarlijks opnieuw of de OTS verlengd wordt. Vanaf hun twaalfde worden de kinderen betrokken bij die beslissing. Hun moeder staat volledig achter de pleegoudervoogdij, maar hun vader heeft er moeite mee. Hij wil na zijn detentie weer voor de kinderen zorgen, al is dit volgens Bureau Jeugdzorg niet realistisch. Hij heeft nu toestemming gegeven voor pleegoudervoogdij, maar we weten niet hoe dat in de toekomst gaat. We willen de kinderen jaarlijks getouwtrek en de bijkomende spanning besparen.

Onze pleegzorgwerker begeleidt ons nog, alleen Bureau Jeugdzorg is niet meer betrokken. We regelen en beslissen meer zelf, zoals bezoeken aan de ouders. Ons achter een voogd verschuilen kan niet meer. Dat vinden we niet erg. In de praktijk overlegde de voogd ook altijd met ons, alleen communiceerde zij dan met de ouders. Dat moeten we nu zelf doen, maar dat doen we graag. Dan is er nog de praktische kant: de moeder is gehandicapt, ze kan één hand niet goed gebruiken. Dat was lastig als er bijvoorbeeld een handtekening nodig was.’

 

Pleegoudervoogdij: nee

Marianne: ‘Ik vind het belangrijk dat er altijd een derde partij is die meekijkt op de momenten dat het moeilijk wordt. Iemand waar ze naartoe kunnen, anders dan ouders of pleegouders.’

Marianne en
 haar man zijn nu zever
jaar pleegouders van twee
broertjes van 13 en 17 jaar.
‘Ons is twee keer gevraagd of we de voogdij wilden. Beide keren hebben we besloten dat niet te doen. De belangrijkste reden: het loopt nu goed en dat willen we zo houden.
 De familie van de kinderen is het er mee eens dat de broertjes bij ons wonen. Er is geen conflictsituatie, de kinderen zijn opgeknapt en wonen hier met plezier. Maar je kan nooit in de toekomst kijken. Voor beschadigde kinderen, en dat zijn veel pleegkinderen alleen al door het feit dat ze uit huis geplaatst zijn, vind ik het belangrijk dat er altijd een derde partij is die meekijkt op de momenten dat het moeilijk wordt. Iemand waar ze naartoe kunnen, anders dan ouders of pleegouders. Ze hebben recht op dat extraatje.
Onze pleegkinderen hebben al jaren dezelfde voogd, ze vertrouwen haar volledig. Zij is er voor hen op de achtergrond. Stel, een van de kinderen wil bij hun moeder wonen. Dan kan hij dat volgens mij beter met de gezinsvoogd overleggen dan met mij.
Ook voor ons is een voogd handig. Is hulp niet nodig, dan heeft de voogd niet veel werk aan ons. Is het wel nodig, dan kan hulp snel opgestart worden.’

Bekijk de Binding, december 2014, blad voor pleegouders.