Methodieken met gebruik van dieren, zoals honden of paarden, werken voor sommige kinderen beter dan gesprekken met een psycholoog of andere hulpverlener. Hoe kan dat? Wat bieden de dieren deze kinderen wat mensen hen niet kunnen bieden?

Samantha (18) is zestien als ze in besloten behandelcentrum de Koppeling zit. Ze heeft in haar leven dan al tientallen gesprekken met hulpverleners gevoerd, en voor haar gevoel met weinig resultaat. ‘Dan zit je in zo’n kamertje tussen vier muren en daar moet je weer je verhaal vertellen tegen een pedagogisch medewerker die je aan zit te gapen.’

Samantha is van nature geen prater, en al helemaal niet over haar gevoelens. ‘Ik wilde geen hulp, en zat nog volop in mijn verslaving. Ik wist niet hoe ik woorden moest geven aan wat ik voelde, ik was onzeker. Ik praatte niet graag met mensen. Ik stond op de automatische piloot. Wie ik zelf was, wist ik niet. Dus ik wist ook niet wat ik over mezelf moest vertellen.’

Dan gaat ze aan de slag met Moos, een van de psychosociale hulp- honden van Margot Swart van CoHond. Het blijk een gouden zet. De therapie helpt haar om andere keuzes te maken. Hoe dat komt? Volgens Samantha komt dat allereerst door de setting. ‘Je zit niet binnen in een kamertje, maar bent lekker buiten. Je hoeft niet continu iemand aan te kijken, je bent niet de hele tijd aan het praten, je bent met de hond aan het werk of je wandelt en speelt gewoon even.’

Maar het buitenzijn is niet het enige dat het succes van interventies met dieren verklaart. Het zit hem ook in de neurofysiologische effecten die het lichaam in gang zet tijdens het contact. Zo verlaagt het aaien van een dier niet alleen de hartslag en bloeddruk, maar zorgt het ook voor de aanmaak van oxytocine en endorfine, stofjes die zorgen voor ontspanning en een gevoel van veiligheid, vertrouwen en controle. En in die staat, staan mensen meer open voor sociale contacten en leren ze beter.

Van dit effect maakt therapeut Margot Swart bewust gebruik. ‘Tijdens de eerste kennismaking tussen een jongere en de hond, leg ik hondenlichaamstaal uit en laat ik zien dat als ik rustig ademhaal en de hond niet angstig en niet agressief benader, contact maak. Als de jongere dit zelf oefent, merkt hij al snel dat het werkt. Dit is de eerste succeservaring. En bij het aanraken en knuffelen ontspant hij en kan hij beter nadenken. Zodra de hond de volgende keer binnenkomt, gaat de jongere al rustiger ademhalen.
Zo anker je de hond aan basisrust.’

Succeservaringen
Maar de grootste winst van het werken met dieren lijkt de directe respons te zijn, die de dieren geven op nieuwe vaardigheden. Margot: ‘We werken veel met kinderen die door hun verleden weinig vertrouwen in volwassenen hebben, waaronder pleegkinderen met hechtingsproblematiek. Sommigen zijn als kind niet ‘gezien’. Met die overtuiging benaderen ze ook de hond. Ze denken in eerste instantie: de hond luistert toch niet, hij heeft schijt aan me. En de eerste keer gebeurt dat dan ook. Het kind roept, en de hond luistert niet. Dan gaan we opnieuw oefenen, maar nu vraag ik het kind stevig te gaan staan. Eerst de naam van de hond te roepen, en dan de vraag te stellen. Met een duidelijke stem. En te blijven staan, totdat de hond komt. Dan ervaart het kind direct dat het beter gaat. Zo werken we aan zelfvertrouwen en weerbaar­ heid. Ik vertel overigens alleen maar wat ik zie. Ik geef dus geen uitgekauwde complimenten. Doordat het kind de positieve reactie van het dier ervaart komt hij in zijn kracht te staan.’

Zo doen kinderen relatief snel nieuwe succesvolle ervaringen op. Margot koppelt vervolgens de ervaringen met de hond aan situaties in het leven van het kind. Door de succeservaring is de kans groot dat het kind ook in het dagelijks leven de vaardigheden gaat toepassen.

Wat het werken met dieren in die succeservaringen nou precies zo werkzaam maakt, is dat dieren authentiek reageren. Mensen waarderen de ondubbelzinnigheid van de dieren. En in onderzoeken geven deelnemers aan dat zij het gevoel hebben dat ‘het dier hem of haar accepteert zoals hij is’. Ook Samantha ervaarde dat: ‘Bij Moos kon ik echt mezelf zijn. Want een hond praat niet, die luistert alleen.’

Authentieke feedback
Sandra Geisler, die vanuit haar bedrijf Lighthorse met behulp van paarden niet alleen kinderen en jongeren, maar ook ouders, gezinnen en directies helpt om natuurlijk leiderschap te ontwikkelen, legt uit hoe dit werkt. ‘Een paard geeft direct authentieke feedback. Paarden zijn kudde- en vluchtdieren. Om te overleven moeten ze goed aanvoelen wat er in de kudde én daarbuiten speelt. Werk je met een paard, dan zegt een paard in principe: ik ben liever met je dan zonder je. Echter, hij stelt wel de vraag: ben je betrouwbaar? Laat je zien wie je echt bent, of gedraag je je vanuit je afweer- mechanismen?’ Sandra Geisler spreekt in dit verband over het ‘ontwikkelen van een nieuw script’. ‘We hebben allemaal een rugzak en op basis van de ervaringen in die rugzak handelen we vaak naar ons oude script. We gebruiken afweermechanismen die in het verleden gewerkt hebben, maar nu niet meer functioneel zijn, zoals agressie of juist terughoudendheid.’

Met het paard aan de hand gaat Sandra terug naar de oorsprong van het gedragspatroon en probeert dat patroon te veranderen. ‘Vanuit die oorsprong transformeren we door het niet- effectieve patroon los te laten en leren we vanuit kracht effectief gedrag te ontwikkelen. En met dat effectieve gedrag bereik je vervolgens gewenste situaties en resultaten. Een paard voelt of er spanning is tussen hoe je je echt voelt en wat je laat zien. Als je handelt vanuit wie je echt bent, dan handel je uit kracht, word je betrouwbaar en dan wil het paard bij je zijn.’

Al is het onderzoeksgebied over het gebruik van dieren in de hulpverlening nog redelijk onontgonnen, wat wel uit onderzoeken blijkt is dat in interacties tussen kinderen en dieren, kinderen soms een nieuwe, veilige hechtingsstijl kunnen ontwikkelen. Sandra ziet dit ook: ‘Door te oefenen met het nieuwe gedrag en daar direct van het paard een positieve reactie op te krijgen, ga je nieuwe aannames maken. Bijvoorbeeld: hé, als ik duidelijk ben, en durf te zeggen wat ik wil, dan krijg ik geen conflict. Dan loopt het paard met me mee. Het is authentieke feedback.’

Weg van probleemgedrag
Margot en Sandra benadrukken beiden dat het succes zit in zelf ervaren – Sandra noemt het ‘doorleven’ – van de verandering. Sandra: ‘Ik ben geen paarden- spiegelaar, ik kan niet zeggen wat een paard voelt als hij wegloopt. Ik maak geen veronderstellingen op basis van het gedrag van het paard. Daar wil ik zuiver in zijn.’ Margot: ‘Ik objectiveer en vertel wat ik zie. Ik blijf weg van het probleemgedrag. Als er bijvoorbeeld een jongere met agressieproblemen aangemeld wordt, en ik zie dat de hond een beetje afstand neemt, dan ga ik niet in op het feit dat ik spanning zie. Ik zeg wat hij wel kan doen. Ik creëer situaties waarin jongeren vaardigheden met succes kunnen oefenen, zodat ze die vaardigheden ook in een andere context gaan oefenen.’ En van die ervaringen leer je.

Samantha: ‘Ik merkte hoe goed het werkte als ik duidelijk tegen de hond sprak, met een lagere stem. Dan luistert hij. Het is misschien een klein voorbeeld, maar zo leert de therapie je om jezelf beter te uiten. Om op een goede, duidelijke manier aan te geven wat jij wil. Ik wist in die tijd niet wie ik was, en daardoor was ik niet duidelijk en maakte ik verkeerde keuzes. Ik leerde door Moos beter wie ik was, wat ik wilde en hoe ik daarom moest vragen.’

Dit artikel is gepubliceerd in Thuismakers december 2020 – magazine voor pleegouders van Levvel.