Exacte aantallen zijn niet bekend, maar volgens Conny Zeilstra van het Servicepunt Pleegzorg van Spirit komt het regelmatig voor dat broertjes en zusjes in aparte pleeggezinnen opgroeien: ‘Er zijn weinig pleegouders die een dubbelplaatsing aandurven. Ineens twee kinderen erbij is heftig. En soms is het simpelweg een huisvestingskwestie.’ In andere gevallen is het voor de kinderen beter om in aparte pleeggezinnen te wonen. Omdat ze trauma’s hebben, elkaar in de weg zitten, gebaat zijn bij rust en persoonlijke aandacht. Dat is het geval bij Angelo (14), Ronja (11) en Diego (9), drie kinderen met een geschiedenis van tehuizen, blijf-van-mijn-lijf-huizen (Angelo), wonen bij verschillende pleegouders en familie, terug naar ouders en weer opnieuw naar pleegouders (Ronja en Diego).
Co-pleegouderschap
Inmiddels wonen de kinderen al een tijd in hun huidige pleeggezinnen: Diego bij Frank en Petra, Ronja bij Clemens en Caroline en Angelo bij Jorge en Saskia. In de drie jaar dat de pleegouders elkaar kennen is een bijzondere samenwerking ontstaan. Co-pleegouderschap mogen we het van hen gerust noemen. Dat betekent dat de kinderen regelmatig bij elkaar logeren, met de andere pleegouders naar EuroDisney of de Franse kust gaan en samen verjaardagen vieren. Frank: ‘Angelo en Ronja en zijn net onze pleegkinderen, maar dan op afstand.’ Saskia: ‘Het voelt anders dan wanneer er een vriendje logeert. Veel vertrouwder.’
De pleegouders ontmoeten elkaar ook vaak zonder kinderen: ze praten bij tijdens een etentje of drinken koffie in de koffiebar bij Cle mens en Caroline om de hoek. Frank en Petra wonen in Houten, maar sjezen zonder problemen een paar keer per maand op en neer naar Amsterdam, zodat Diego met zijn broer en zus kan spelen.
Er is een klik tussen de pleegouders – die elkaar vooraf niet kenden – en dat levert niet alleen winst op voor de kinderen. Het maakt ook het pleegouderschap gemakkelijker, zeker in een zaak die zich kenmerkt door de bewogen geschiedenis, het soms pittige gedrag van de kinderen en een ingewikkelde relatie met de ouders. Jorge: ‘Bij heftige gebeurtenissen zijn we elkaars “buffer”. Dat is fijn als je een time-out nodig hebt.’ Zo had Angelo laatst een flinke woedeuitbarsting. Saskia: ‘Ik moest even tot mezelf komen. Op zo’n moment bel ik eerst Caroline en daarna Frank en Petra. Zij bieden dan meteen aan dat Angelo altijd bij hen terecht kan.’ Volgens Frank werkt dit goed omdat de kinderen alle pleegouders vertrouwen: ‘Voor Angelo horen wij op dat moment bij zijn broer, niet bij Saskia.’
Puzzel
De pleegouders kennen alle kinderen goed. Bepaald gedrag bij hun eigen pleegkinderen kunnen ze daardoor beter plaatsen en dat neemt veel onzekerheid weg. Saskia: ‘Soms loop je tegen gedrag aan dat je lastig vindt. Als je dat ook ziet bij de andere kinderen, dan is dat een prettige herkenning.’ Caroline: ‘Deze kinderen hebben ongelofelijk veel meegemaakt. Door er met elkaar over te praten, kom je erachter dat hun gedrag minder gerelateerd is aan wat jij fout doet, maar te maken heeft met hun geschiedenis.’ Die geschiedenis is als een onopgeloste puzzel, die de pleegouders samen oplossen. Frank: ‘De kinderen weten soms zelf niet eens precies wat er in hun leven is gebeurd. Toch zoek je naar de ontbrekende delen om je pleegkind goed te begrijpen. Samen lukt dat beter.’
De relatie met de ouders van de kinderen is soms complex en kwetsbaar. Het contact tussen de ouders en Clemens en Caroline verloopt moeizamer dan tussen de ouders en de andere pleegouders. Toch lijkt ook hier het co-pleegouderschap uitkomst te bieden. Twee jaar rechtszaken voeren, dat kun je beter aan als je pleegouders achter je hebt staan die met de zaak bekend zijn. Clemens: ‘Als we dit helemaal alleen hadden moeten doen, dan weet ik niet of we het hadden gered.’
Continuïteit verbindt
Ook in het contact met voogden en pleegzorgwerkers trekken de pleegouders waar nodig samen op. Jorge: ‘Wij hebben samen met Caroline en Clemens wat strijd geleverd met de voormalige pleegzorgwerkers.’ Caroline: ‘Dat heeft ons verbonden.’ Leontine Sneijder, pleegzorgwerker van Frank en Petra, beaamt dit: ‘In dit gezin is al de derde voogd aangesteld. We zijn nu met drie pleegzorgwerkers betrokken die goed samenwerken. Dat was in het verleden weleens anders. Er zijn veel wisselingen geweest en die hebben niet altijd even goed uitgepakt voor de pleegouders, daar hebben zij ongetwijfeld last van gehad. De realiteit is dat hulpverleners wisselen, maar de pleegouders gaan meestal door. Op die continuïteit kunnen de pleegouders bouwen.’
Samengestelde familie
Leontine – meer dan tien jaar pleegzorgwerker – ziet zo’n samenwerking alleen ontstaan als er een klik is tussen pleegouders: ‘Die is er niet altijd. Ik weet niet of je dat contact moet stimuleren. Het is iets dat ontstaat. Je bent als een grote samengestelde familie, je kiest niet voor elkaar. Soms mag je elkaar meer en soms wat minder. In dat laatste geval ga je functioneel met elkaar om. En sommige pleegouders staan er gewoon anders in.’
Pleegouders van broertjes en zusjes ontmoeten elkaar vaak tijdens de bezoekregeling. ‘We zouden eigenlijk meer aan het contact tussen deze pleegouders moeten doen’, zegt Conny Zeilstra. ‘Ik denk dan wel aan een faciliterende rol en geen stimulerende rol. Er moet een intrinsieke motivatie van de pleegouders zijn. Al zie ik zeker iets in het organiseren van informele bijeenkomsten op wijkniveau.’
Kans op mislukken
In complexe situaties lijkt samenwerking tussen pleegouders effectief te zijn voor een geslaagde plaatsing van het kind in een pleeggezin, zo blijkt uit het verhaal van deze zes pleegouders. Problemen met de ouders, werken met verschillende voogden en pleegzorgwerkers, het soms ingewikkelde gedrag van de kinderen: samen kun je het net wat beter aan. Maar Jorge waarschuwt: ‘De kans op mislukken is daarmee niet uitgevlakt. De heftige individuele problemen met de kinderen moet je toch zelf oplossen.’
Bekijk de Binding, blad voor pleegouders, in pdf.