Sergio Vyent (53), voormalig gastheer van tv-programma First Dates, groeide deels op in een kindertehuis en een pleeggezin. Zijn vader zag hij niet. Het gedrag van zijn moeder was grillig: ze nam Sergio en zijn zus net zo plotseling mee als ze ze weer terugbracht. Voor Thuismakers interviewde ik Sergio over de zoektocht naar zijn roots en zijn boek ‘Het land van Onverwagt’.
Sergio brengt zijn jonge jeugd door in kindertehuis Amstelstad in Amsterdam. Als tiener woont hij bij pleegmoeder Mien in het Brabanse Waalre. Naar zijn Surinaamse voorouders is hij, in tegenstelling tot zijn zus, nooit nieuwsgierig. Totdat zijn moeder overlijdt. Sergio reist naar Suriname, ontmoet familie en ontdekt het bijzondere koloniale verleden van zijn voorouders.
Je schrijft dat je mooie, maar ook nare herinneringen hebt aan je moeder. In het boek wijt je haar gedrag aan onmacht. Wat bedoel je daarmee?
‘Binnen onderdrukte culturen, waarvan de Surinaamse er één is, werd fysiek geweld gebruikt om iemand te corrigeren. Ik denk dat die manier van corrigeren de cultuur is ingeslopen en een erfenis is geworden. Dat is wat mijn moeder gewend was. Er is haar niet geleerd om een dialoog aan te gaan, om als er iets is, met elkaar om de tafel te gaan zitten en elkaar te vragen: hoe gaan we dit oplossen? Dat zat er gewoon niet in bij mijn moeder.’
Jij draagt die erfenis in zekere zin ook mee. Maar jij ziet jezelf niet als onmachtig. Integendeel: uit je levensverhaal blijkt dat je voor je eigen gedrag juist veel verantwoordelijkheid neemt. Hoe komt dat?
‘Mezelf verantwoordelijk maken, het gevoel hebben dat ik controle over de situatie heb, daar put ik kracht uit. Ik heb dat gevoel al jong geïnternaliseerd. Het is mijn basis geworden. Terwijl je als je jong bent eigenlijk helemaal niet zoveel grip op je leven hebt.’
Vooral in jouw situatie niet. Je moest maar zien wie die dag de groepsleider was, en met welke kinderen je samenleefde. Je moeder kwam af en toe onaangekondigd langs en vertrok dan weer met onbekende bestemming voor onbekende tijd.
‘En daarom had ik dat gevoel van controle juíst nodig. Anders voel je alleen maar onmacht en ga je je een slachtoffer voelen. En daar krijg ik echt een rilling van over mijn rug. Want ik ben geen slachtoffer. Hoe mijn situatie ook is geweest. De keuze die ik maak, daar ben ik verantwoordelijk voor. En als het geen goede keuze is, dan kan ik alleen mezelf aankijken en niemand anders.’
Na Amstelstad woonde je korte tijd bij de vader van je halfbroertje. Op je elfde nam je in je eentje de trein van Amsterdam naar Eindhoven en meldde je je bij de kinderbescherming. Je dacht dat er bij je halfbroertje geen plek meer voor je was omdat een baby kwam. Later kwam je erachter dat dat niet het geval was.
‘Bij mij zat het gevoel van ‘ik zal wel weer weg moeten’ zo diep, dat ik maar de controle over mijn eigen leven nam. Ik wist niet wat me in Eindhoven te wachten stond, maar ik wist wel dat ik niet terug wilde naar het kindertehuis. De kinderbescherming heeft me bij Mien ondergebracht.’
Het gaat ook over invullen van iets dat niet gezegd is.
‘Klopt. Ik was er heilig van overtuigd dat de vader van mijn halfbroertje zei dat er geen plek meer voor me was. Dat is waarom ik nu met mijn eigen kinderen, mijn zoon van 19 en mijn tweeling van 9, heel bewust communiceer. Toen mijn zus in 2020 overleed aan een herseninfarct was ik zo intens verdrietig… toen heb ik mijn twee kleintjes apart genomen en gezegd: ‘papa kan soms even kortaf zijn. Of overweldigd door verdriet. Maar dat ligt niet aan jullie. Als jullie iets niet goed doen dan hoor je het van mij.’ Het is mijn verantwoordelijkheid om dat aan hen te communiceren. Dat heb ik vroeger heel erg gemist.’
Heb je hier als volwassene nog wel eens last van? Dat je afwijzing voelt terwijl die er niet is?
‘Nee, door mijn pleegmoeder Mien is die onzekerheid voor een groot deel weggenomen. Door rust, reinheid, regelmaat en vooral heel veel liefde. Die liefde heeft mij geholpen om uit de ellende en onzekerheid te komen die ik daarvoor had. Ik ben echt op een heel goed moment bij haar binnengekomen.
‘Ik was elf en stond aan de rand van de puberteit, het moment dat je je gaat vormen. Mien heeft me voorbereid op de toekomst. Ik realiseer me nu ik zelf kinderen heb hoe groot die taak is. Het hoort natuurlijk bij het ouderschap. Maar voor Mien ging dat nog een stapje verder. Ze heeft zoveel liefde en aandacht gegeven. Misschien nog wel meer dan ouders normaal zouden geven. Mien staat echt aan de basis van hoe ik nu ben. Dat ik open sta voor de wereld en niet onzeker ben over mezelf. En dat heeft ze bereikt door er te zijn. Dat klinkt simpel. Maar dat is wel het voornaamste.’
‘Mijn oudste zoon Marius zei dat laatst ook over mij en zijn moeder, mijn ex-vrouw: ‘jullie zijn er voor mij’. Toen wij gingen scheiden zijn we een jaar in therapie gegaan, puur om er na de scheiding samen voor onze zoon te kunnen zijn. Ik had het toen zwaar. Ik had me voorgenomen het anders te doen dan mijn ouders, en toch ging de relatie stuk. En ik verloor een liefde. In therapie hebben we geleerd onze eigen ego’s en eigen verdriet en pijn opzij te zetten. Marius was onze common ground. Ik ben er trots op dat we er nu beiden voor hem zijn.’
Mien is inmiddels overleden. Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?
‘Toen ze 75 werd. Dat was de eerste keer sinds ik het huis uit ging, naar het CIOS in Sittard. In de weekenden ging ik niet naar huis zoals andere studenten. Ik dacht: ik moet het vanaf nu zelf doen. Maar ik was net achttien. En dan valt alles weg, van de één op de andere dag. Dat was een zware periode.
‘Toen merkte ik: ik sta er echt alleen voor. Geen ouders waar je in het weekend mee kan praten, of die je ondersteunen. Nog even wat rust en regelmaat had mij wel geholpen. Of een goede maatschappelijk werker.
‘Toen ik Mien na al die jaren weer zag waren we blij elkaar te zien, maar ze zei ook: het is niet erg dat we geen contact meer hebben gehad. En dat voelde ik destijds ook zo. Het was helemaal goed. Houden van is ook loslaten. Durven loslaten. En dat heeft ze gedaan.
‘Ik denk dat het belangrijk is om pleegkinderen de ruimte te geven. Om ze los te laten. Ook als ze bijvoorbeeld op zoek gaan naar waar ze vandaan komen. Die nieuwsgierigheid had ik als kind niet, maar mijn zus wel. Het is belangrijk dat pleegouders dat niet zien als ‘heb ik het niet goed gedaan?’ Nee, je doet niets verkeerd. Die behoefte heeft niets met jou te maken. Geef de ruimte voor die zoektocht. Ook als je beren op de weg ziet.’
Je bedoelt dat de zoektocht tegen kan vallen?
‘Ja. Op sommige vragen krijg je misschien geen antwoord. En je kan de deksel op je neus krijgen. Jij ziet dat als volwassene misschien wel aankomen en je wil je pleegkind daartegen beschermen. Maar geef het kind de ruimte om het zelf te ervaren, om zelf antwoorden te vinden. En heb vertrouwen in de keuzes die je kind daarna maakt.’
Jij kreeg zelf pas de behoefte om je familiegeschiedenis te onderzoeken toen je moeder overleden was, in de zomer van 2021. In je boek vertel je dat zij een blokkade was. Kun je dat uitleggen?
‘Ik heb altijd van haar gehouden. Maar ik moest al jong voor mezelf kiezen, en heb het contact met mijn moeder afgehouden. Uit zelfbescherming. Als ik familie had bezocht terwijl zij nog leefde, dan zou mijn moeder zich er op de één of andere manier mee gaan bemoeien. Of anderen zouden zeggen: ‘Ik heb je moeder nog gesproken.’ Ik wilde die gesprekken niet aangaan, om de kleine Sergio te beschermen.
‘Toen mijn moeder overleed was dat voor mij een soort opluchting. Het gaf een vorm van vrijheid. Ondanks dat ik altijd van haar gehouden heb. Dat heb ik ook op haar begrafenis gezegd.’
Wat wilde je uit deze zoektocht halen?
‘Ik ging er open in. Ik zie het achteraf zo: alsof je Triviant aan het spelen bent en je mist nog één partje. Het bruine partje, geschiedenis. Zonder dat partje kun je gewoon doorspelen. Als je op die kleur komt, en je weet het antwoord op de vraag niet, dan speel je verder. Ik bedoel dus: er is niks mis met mij. Maar nu, na die zoektocht, nu ik antwoorden heb over mijn geschiedenis, voel ik dat dat vakje gevuld is. Het was geen gemis, maar het is nu wel een verrijking. Een cadeautje aan mezelf.’
In welke zin heeft het je verrijkt?
‘Ik heb mijn oudtante Claudette leren kennen. Zij wist heel lang niet eens van mijn bestaan. En mijn tante Olga, die me nu elke ochtend een berichtje stuurt. Onlangs werd ze 95, en er waren meer dan 200 man. En dat is dan allemaal familie! Van wit tot heel donker. En mijn kinderen waren er ook. Die dachten dat de wereld bij mij begon, maar daar zagen ze: deze mensen zijn ook allemaal familie. Je bent ineens onderdeel van een groter geheel. Toen ik het niet zag, wist ik het niet. Maar nu ik het zie denk ik: wauw, wat bijzonder!’
Was het vaderschap ook aanleiding voor je zoektocht?
‘Zeker, vooral na het overlijden van mijn zus. Zij was veel met onze familie bezig. Zij was de loopplank naar mijn ouders en voorouders. Nu ben ik dat voor mijn kinderen. Ze kunnen me alles vragen en ik heb veel antwoorden. Ik vind het heel fijn dat we het er met elkaar over kunnen hebben.’
In het begin van het boek schrijf je: ik ga misschien ontdekken hoe ik me verhoud tot mijn voorouders. Wat is het antwoord daarop?
‘De Vyents zijn eigenwijs. Standvastig. Ze staan voor hun zaak. Daar zie ik mezelf wel in terug. Door die houding hebben zij een deel van de houtplantage gekocht waar zij als slaaf gemaakt en altijd op gewerkt hadden. Van slaafgemaakten werden zij, na afschaffing van de slavernij huurder van het land, en uiteindelijk eigenaren. Ze maakten de afspraak dat als het lukte om de plantage te kopen, het land behouden blijft voor nakomelingen en de daaropvolgende generaties. Dat land is het land van Onverwagt, dat nu van mij is. En straks voor mijn kinderen.’
Weet je al wat je gaat doen met het land?
‘Nee, nog niet. Toen ik daar tien jaar geleden voor het eerst rondliep, en het zand door mijn handen liet gaan, moest ik alleen maar huilen. Dat ik dit heb gekregen van mijn voorouders! Ik heb zoveel meer respect voor hen gekregen, en een groter besef van waar zij allemaal voor hebben moeten vechten. Wat ik ga doen met het land weet ik niet. Ik weet alleen dat ik iets terug wil geven aan het land, ik weet alleen nog niet hoe.’
In je boek schrijf je dat je tante Claudette zegt: om jezelf te accepteren, moet je ook je beide ouders accepteren. Is dat gelukt?
‘Ja, dat is gelukt. Ik heb mijn vader één keer ontmoet. Dat was genoeg. Ik weet sindsdien waar ik sta met mijn vader. Die is er niet voor mij. Dat heb ik geaccepteerd en dat voelt bevrijdend. Ik streef geen dingen na die ongrijpbaar zijn, waar ik zelf geen grip op heb. Dan doe ik mezelf tekort.’
Dit interview werd gepubliceerd in Thuismakers, magazine voor pleegouders en geïnteresseerden in pleegzorg van Levvel.
Lees alle artikelen in Thuismakers online.
Lees ook het interview met schrijver, ondernemer en voormalig pleegkind Samuel Vermeulen.