Soms wordt Daniëlle geïnformeerd dat er binnenkort een verslaafde moeder gaat bevallen, en staat het kind in de buik al onder toezicht. ‘Ik ga dan meteen na de geboorte naar het ziekenhuis. Een verslaafd baby’tje in je armen houden is heftig. Het maakt sterke schokbewegingen en ziet soms paars. Het huilt veel en is gespannen. Dat zijn afkickverschijnselen. Hoe heftig die verschijnselen zijn, dat is afhankelijk van wat de moeder heeft gebruikt en hoe kort voor de bevalling ze nog gebruikt heeft.’

Klein
De twaalfjarige Milan was vijf maanden toen hij bij Daniëlle en René kwam wonen. ‘Het was een crisisplaatsing. Toen hij negen maanden was, zochten ze een langdurig pleeggezin voor hem, maar we besloten uiteindelijk dat hij toch bij ons kon blijven.

We weten dat zijn moeder de avond voor zijn geboorte nog heroïne en cocaïne heeft gebruikt. Milan heeft onder controle van een arts gestaan, er is hartruis bij hem geconstateerd, maar dat is onschuldig. Hij is klein voor zijn leeftijd, terwijl zijn ouders groot zijn. Hij durft niet echt hoog te klimmen, met de techniektraining voor voetbal zie je dat zijn motoriek minder goed is dan die van andere kinderen. Maar ik zie dat zo: ieder ander kind kan dat ook hebben.

Hij begint nu te puberen, en als hij boos is zegt hij: ‘Ik weet heus wel dat je mijn moeder niet bent.’ Maar mijn eigen vier kinderen deden tijdens hun pubertijd ook wel eens lelijk.’

Ingebakerd
De vierjarige Luuk woont vanaf zijn geboorte bij Daniëlle en René. ‘Luuks moeder kreeg methadon. Dat is een moeilijke drug om van af te kicken, ook voor een baby. Zomaar stoppen met methadon is gevaarlijk, het moest afgebouwd worden. Ik had al meerdere verslaafde baby’tjes in mijn handen gehad, maar dit had ik nog nooit meegemaakt. Ik zie hem nog strak ingebakerd liggen in een witte flanellen doek, vastgeplakt met witte tape. Met een klein spuitje kreeg Luuk om de zoveel uur methadon in zijn mond gedruppeld. Iedere 48 uur ging de dosis wat naar beneden, druppelsgewijs.

Dat afbouwen was heel moeilijk. Soms krijste hij ineens zo hard dat mijn oren het bijna niet aankonden. En een kracht dat hij had, dat was ongelofelijk. Zodra hij dan een druppel methadon kreeg werd hij weer rustig. Hij had de drug echt nodig. Dat was heel heftig om mee te maken.’

Gemiddeld mogen kinderen die verslaafd geboren worden na een week of drie, vier mee naar pleegouders. Tot die tijd komen pleegouders vaak langs om het kind vast te houden en te voeden. Daniëlle: ‘Luuk moest acht weken blijven. Ik ging elke dag naar hem toe en de laatste week sliep ik ’s nachts naast hem.’

Na een maand of vijf werd Luuk rustig. ‘Toen brak er een hele mooie periode aan. We zagen hem ontspannen en opbloeien. Hij is nu vier jaar en zit in groep 1. Het is een heel behulpzaam, lief kind. Hij heeft geen lichamelijke klachten. Hij praat alleen nog niet zo goed. Maar of dat door zijn geschiedenis komt, dat weten we natuurlijk niet.’

Leergierig
De zesjarige Levi is Luuks oudere broer, hij was vijftien maanden toen hij bij Daniëlle en René kwam wonen. ‘Levi heeft voor de geboorte de minste drugs binnengekregen, en bij hem denk ik juist: hij leeft af en toe in een eigen bubbel. Maar hij is de eerste acht maanden van zijn leven verwaarloosd. En dat heeft natuurlijk ook impact. Hij zit nu in groep 2 en is heel leergierig. Hij wil dolgraag zijn naam leren schrijven en met cijfers werken.’

Alle drie de kinderen zitten op een reguliere basisschool. ‘Het gaat goed met ze. Wat ik soms lastig vind is dat je dingen met ze meemaakt die kinderen met een gezonde start ook kunnen hebben. Je denkt bij deze kinderen telkens, dat kan door de verslaving komen. Ik wil dan enerzijds dat er rekening met ze gehouden wordt, bijvoorbeeld op school, maar ik wil ze ook geen stempel meegeven. Daar zoek ik telkens een middenweg in. Ik denk goed na wie ik wat vertel over hun voorgeschiedenis. Ik moet iemand wel kunnen vertrouwen voordat ik ze inlicht.’

Veel knuffelen
‘Ik zou tegen pleegouders willen zeggen: wees niet bang om kinderen die deze start hebben gehad voor langere tijd op te vangen. In het begin word je door het ziekenhuis heel goed begeleid. Baker het kindje in en houdt het heel veel vast, zeker de eerste drie maanden. Veel knuffelen en lekker tegen je aanhouden. Genegenheid is heel belangrijk, denk niet dat je een kind daarmee verwent. Het lijfje moet al zoveel meemaken. Vaak hebben ze een grote zuigbehoefte. Doe daar niet moeilijk over. Geef ze soms gewoon die 20 cc melk extra, ook al hebben ze net nog gedronken, of geef wat vaker een speentje.

De ontwenningsperiode is na drie tot vier maanden voorbij, dan zijn ze afgekickt. Zie het daarna als een gezond, normaal kind en behandel het ook zo. Loop je ergens tegenaan, vraag hulp. Verdiep je in de materie, maar hou het ook neutraal. Het kind krijgt genen mee van de ouders, en de start heeft mogelijk invloed op de ontwikkeling, maar verzorging en opvoeding spelen ook een grote rol. En daarin kun je juist veel betekenen voor deze kinderen.’

De namen van de kinderen zijn vanwege privacy gefingeerd.

Ramón Lindauer is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie bij het Amsterdam UMC en kinder- en jeugdpsychiater bij Levvel. In het artikel ‘Kinderen zijn heel flexibel en leerbaar‘ vertelt hij wat de gevolgen van een verslaving van de moeder voor het kind kunnen zijn en hoe je hier als pleegouder mee om kan gaan.

Dit artikel verscheen in Thuismakers, tijdschrift over pleegzorg van Levvel, specialisten voor jeugd en gezin.

Illustratie: Saskia Troccoli